De rouwbus

In de dagen voor de begrafenis word je gedwongen de meest rare keuzes te maken. Mijn vader had geenszins op zijn dood gerekend, dus bespraken mijn moeder, broers en ik zorgvuldig elk detail voor de dag die onvermijdelijk kwam. Nooit geweten dat er zoveel verschillende grafkisten bestaan. In zoveel verschillende soorten hout. Met zoveel verschillende randjes, grepen, kleuren en (ja, echt waar!) bekleding. Dus toen we zuchtend en protesterend een kist hadden uitgezocht, moest er als klap op de vuurpijl ook nog worden nagedacht over het interieur. Zo bevond ik me, samen met mijn middelste broer, ineens bij de auto van onze uitvaartman. Geroutineerd haalde hij diverse stoffenstaaltjes uit zijn achterklep tevoorschijn. “Net zo’n flexawaaier,” merkt m’n broer droog op. “Wat vind je beter bij papa passen? Rustiek wit of bloesem?” Gert-Jan de uitvaartman lacht met ons mee. Het is knap hoe goed hij aanvoelt dat wij bij elk besluit een vaste volgorde hanteren om tot dat besluit te komen. Gevloek wordt gevolgd door opmerkingen waaruit blijkt dat we helemaal niet willen nadenken over zoiets stoms als een kist, kaart of merk volgauto. Maar uiteindelijk willen we ook niet dat iemand anders deze belangrijke beslissingen neemt. Dus komen we al vloekend en protesterend tot een weloverwogen, eensgezinde keuze.

“Welk overhemd hadden mama en jij nou uitgezocht?” vraagt mijn broer. “Een lichtblauwe.” antwoord ik. Geconcentreerd bestuderen we de stoffen. “Dat glimmende satijn wil ik niet,” zeg ik. “Dan is het net alsof er een grote pop in een doos ligt.” Begripvol kijkt m’n broer me aan. Opnieuw ontdekken we dat we een mening hebben over iets waarvan we niet hadden kunnen vermoeden er ooit een mening over te hebben. Opgelucht ploffen we een paar minuten later bij mama op de bank. Weer een vinkje op de eindeloze lijst gezet. “Het is een soort gebroken wit linnen,” zeg ik. “Vonden we mooi bij zijn pak en hemd passen.” Mijn moeder knikt. Hoeveel achterlijke keuzes worden er haar nog gevraagd te maken? Lang hoef ik niet op het antwoord te wachten.

“Ik wilde het hebben over de keuze van de auto’s.” onderbreekt Gert-Jan ons gepeins. “Ik wil helemaal niet nadenken over een stomme auto,” start mama haar inmiddels vertrouwde en zo herkenbare betoog. Toch voegen we ons verslagen aan tafel. “Zoals jullie inmiddels van me gewend zijn,” zegt Gert-Jan terwijl hij map nummer zoveel uit zijn tas tovert, “wil ik met jullie alle mogelijkheden doorspreken. Gebruikelijk is het om te kiezen voor een rouwauto die gevolgd wordt door enkele auto’s waar de familie in plaatsneemt. Maar er is nog een andere optie: de rouwbus.” Mijn oudste broer verslikt zich en begint luid te hoesten. Afwachtend kijken we onze uitvaartman aan. “Een rouwbus?” vraag ik hardop. “Ja, een rouwbus,” zegt Gert-Jan. “Dat is een speciale bus waar de kist in het midden staat en de dierbaren daaromheen kunnen plaatsnemen.” Geamuseerd kijken mijn moeder, broers en ik elkaar aan. “Heb ik daar een strippenkaart voor nodig?” geeft mama het startsein van een nieuwe ronde flauwe grappen. “Heeft die bus ook een eigen liedje zoals de Venga Boys met de Venga bus?” “Moeten we dan op de stopknop drukken als we bij de halte Kerkhof zijn?” Onze uitvaartman glimlacht. “Ik begrijp dat jullie voor de auto’s gaan?”